Maritt van Gerwen
Maritt van Gerwen

Detacherings- en payrollwerkgevers opgelet!

De Hoge Raad heeft onlangs geoordeeld dat een detacheringsbureau tevens is aan te merken als een uitzendbureau. Alhoewel dit een pensioengeschil betrof, heeft deze uitspraak vergaande gevolgen.

Achtergrond: Het bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendbranche (uitgevoerd door STIPP) is verplicht van toepassing voor uitzendondernemingen, die voor ten minste 50% van hun loonsom werknemers bij een andere onderneming tewerkstellen. Tot nu toe werd door veel niet-uitzendbedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals payroll- en detacheringsbedrijven, aangenomen dat zij niet werden aangemerkt als uitzendbureau. Dit omdat zij geen allocatiefunctie vervullen. De allocatiefunctie is het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid, bijvoorbeeld bij vervanging tijdens ziekte.

Het geschil: In dit geschil had STIPP zich op het standpunt gesteld dat het detacheringsbureau verplicht was zich aan te melden bij het bedrijfstakpensioenfonds. Het detacheringsbureau was van mening dat dit niet verplicht was. Zij was van mening dat zij geen uitzendonderneming was omdat zij geen allocatiefunctie vervulde.
De kantonrechter oordeelde dat het detacheringsbureau weliswaar personeel ter beschikking stelt aan derden, maar dat zij niet als uitzendonderneming kan worden aangemerkt omdat zij geen allocatiefunctie vervult. STIPP is in hoger beroep gegaan. Het Gerechtshof stelde STIPP daarop in het gelijk. Het Hof oordeelde dat alleen moet worden gekeken naar de wettelijke definitie van de uitzendovereenkomst, waar de allocatiefunctie geen onderdeel van uitmaakt. Van een uitzendovereenkomst is volgens de wet sprake indien de werknemer door de werkgever, in het kader van de bedrijfsuitoefening, ter beschikking wordt gesteld aan een derde en de werkzaamheden worden verricht onder leiding en toezicht van deze derde. Volgens het Hof zijn de werknemers van het detacheringsbureau werkzaam op basis van uitzendovereenkomsten. In cassatie bevestigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof, waarmee in hoogste instantie is bepaald dat ook bedrijven zonder allocatiefunctie kunnen worden aangemerkt als uitzendonderneming.

Gevolgen voor de praktijk: Bij niet-uitzendbedrijven die beroepsmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals detacherings- of payrollbedrijven, werden de personeelsleden vaak niet aangemeld bij STIPP. Deze werkgevers zijn nu volgens de Hoge Raad (mits zij aan het 50%-criterium voldoen) verplicht hun werknemers aan te melden bij STIPP. De uitspraak van de Hoge Raad heeft echter nog meer gevolgen. De cao (ABU voor uitzendkrachten) en de bedrijfssector bij de Belastingdienst kennen dezelfde voorwaarden voor gebondenheid als STIPP. Hierdoor zijn dergelijke werkgevers ook verplicht om de cao toe te passen - indien algemeen verbindend verklaard - én vallen zij in de bedrijfssector voor de uitzendbranche. Anderzijds heeft dit ook tot gevolg dat deze werkgevers gebruik mogen gaan maken van de beperktere ontslagbescherming zoals die geldt voor uitzendwerkgevers. Wil je weten of jouw onderneming als uitzendonderneming is aangemerkt? Neem contact op met JAN©.