Onwaardig om te erven

‘Onwaardig’, een mooi betekenisvol woord, hoewel doorgaans gebruikt voor wat minder positieve omstandigheden. Mooi, omdat het wat mijn betreft voorzien is van meer lagen van betekenis. Vaak wordt het gebruikt om aan te duiden dat een bepaald gedrag niet passend is voor een persoon met een bepaalde functie, ambt of statuur. Dat kan van toepassing zijn voor gedrag binnen en buiten betreffende ambtsoefening. Zou dat ook gelden voor notarissen, vraag ik me weleens af. Mij lijkt eigenlijk van wel. Maar betekent het, dat de plaatselijke notaris niet met teenslippers of cowboylaarzen mag rondlopen of betekent het meer dat betreffende notaris zeer strikt moet zijn in bijvoorbeeld zijn geheimhoudingsplicht. Ik denk eigenlijk op het laatste, zeker met de lente en de zomer in aantocht (#blij met Weesp)

Dat terzijde, laten we eens inzoomen op testamenten waarin soms ook het woord ‘onwaardig’ terug te vinden is. Bijvoorbeeld in de bepaling omtrent plaatsvervulling. Plaatsvervulling betekent, dat indien een aangewezen erfgenaam eerder dan de erflater is overleden, de kinderen van die aangewezen erfgenaam in diens/haar plaats treden voor dat betreffende deel. Vaak wordt vermeld dat een kind helemaal niet in de plaats treedt als sprake is van ‘onwaardigheid’.
In de wet is bepaald, dat iemand die veroordeeld is voor het ombrengen van betreffende overledene, geen voordeel mag genieten uit de nalatenschap. Dat lijkt ook logisch om te voorkomen dat je, hoewel strafrechtelijk veroordeeld, erfrechtelijk voordeel kan hebben van jouw daad.

Dat er toch aanvullende vragen kunnen ontstaan verbaast niet. Begin van dit jaar moest de rechtbank oordelen over het volgende geval. Man brengt zijn echtgenote met opzet om het leven. Dat staat onomstotelijk vast. Maar betekende dat ook dat hij veroordeeld werd? Nee. De man werd ontslagen van rechtsvervolging omdat hij in een psychose had gehandeld. Wel werd tbs opgelegd. Dus ondanks dat werd vastgesteld dat hij met opzet had gehandeld, werd het hem toch niet toegerekend.
Vervolgens werd de vraag aan de rechter gesteld of deze omstandigheden toch ertoe zouden leiden, dat sprake is van onwaardigheid om te erven van zijn echtgenote. De rechtbank was daarin helder: de opzet bracht in dit geval geen veroordeling omdat het niet aan hem kon worden toegerekend (vanwege zijn stoornis) en daardoor kon er in dit geval geen sprake zijn van onwaardigheid.

Het rechtsgevoel is misschien in de kou gezet, maar de letterlijke tekst van de wet geeft wel weer veel duidelijkheid.