De coöperatie
versus de flex BV

De vraag naar coöperaties is de laatste jaren behoorlijk toegenomen. Als vanouds een inkooporganisatie ten behoeve van aangesloten leden (destijds vooral in de agrarische sector), is de vraag naar coöperaties in de huidige tijd veel ruimer geworden. Zo wordt de coöperatie wel gebruikt als koepel voor scholen of ten behoeve van de gezondheidszorg of voor samenwerkende zzp'ers. Ook ten behoeve van consumenten (energie-inkoop/leveranties) en werknemersparticipaties worden wel coöperaties opgericht. Coöperaties waren in sommige gevallen ook een goed alternatief voor de BV, zeker in het licht van het oude, al vervallen minimumkapitaal bij de oude BV.

Maar is dat nog wel zo, nu er nieuw BV-recht is?
De coöperatie is een bijzondere vereniging en is in beginsel dus helemaal gebonden aan het verenigingsrecht. De coöperatie is volgens de wet kortgezegd verplicht om in de stoffelijke behoefte van leden te voorzien, door middel van overeenkomsten die zij (de coöperatie) sluit met de leden in het bedrijf dat zij daartoe drijft. Er moet dus een bedrijf zijn en er moeten contracten zijn.

Er staat nergens in de wet dat het resultaat (de winst) ten goede komt aan de leden. Wordt dat niet als zodanig omschreven in de statuten, dan kan het dus in beginsel ook niet uitgekeerd worden aan de leden. Bij de BV is het eigenlijk andersom en is het juist het uitgangspunt dat de winst ter beschikking staat aan de aandeelhouders.

Omdat de coöperatie een vereniging is, levert dat nog meer knelpunten op. Zo is een lidmaatschap in beginsel niet overdraagbaar. De statuten zouden dat weer anders moeten vormgeven. Ook hier is de BV in beginsel wezenlijk verschillend. Ook het opleggen van financiële verplichtingen aan de leden is, vanwege de toepassing van het verenigingsrecht, extra complex.

Leden kunnen volgens de wet hun lidmaatschap onmiddellijk opzeggen als er een besluit tot verzwaring van de lidmaatschapsverplichtingen is genomen. Ook hier zouden de statuten weer extra bepalingen moeten omvatten om te voorkomen dat er tussentijds een grote leegloop ontstaat en de interne financiering onder druk komt te staan. Naar nieuw BV-recht kunnen veel extra verplichtingen op het aandeelhouderschap worden gelegd. Zo kan statutair worden bepaald dat een aandeelhouder gedurende een bepaalde tijd bepaalde bedragen moet storten en in die tijd zijn aandelen niet kan overdragen.

Kortom, de oprichting van een coöperatie is bepaald geen 'walk in the park' en loopt soms tegen wettelijke onmogelijkheden op. Maar wat civielrechtelijk vrij complex is, is fiscaal al helemaal een 'bijter'. Bij elke coöperatie, maar zeker als de coöperatie wordt gebruikt als (tussen)holding, is deskundige fiscale begeleiding een must.